Terug naar boven

Basiscollectie klassiek: César Franck

In 2022 is het 200 jaar geleden dat César Franck werd geboren. Hij was een zachtmoedige reus met enorme bakkebaarden en ditto handen, waarmee hij makkelijk anderhalf octaaf kon pakken. Hij was de eerste na Bach die het orgel weer een volwaardige status wist te geven. Veel van zijn muziek is hemels melodieus, hoewel ook felle dramatiek niet ontbreekt. Beethoven, Liszt en Wagner waren zijn voorbeelden. De religie was zijn grootste inspiratiebron.

Francks leven is ruwweg in drie fasen te verdelen. In zijn jonge jaren volgde hij de wil van zijn vader om pianovirtuoos te worden (1). Na de breuk met zijn vader ontwikkelde zich als organist (2). In het laatste decennium van zijn leven ontstonden zijn belangrijkste meesterwerken (3).

-Panis angelicus, gezongen door Aafje Heynis

1. Jeugd
Franck werd in 1822 geboren in Liège (België). Zijn vader wilde hem als wonderkind exploiteren toen hij nog maar 13 jaar oud was. Geen wonder dat Francks vroegste composities de virtuoze modes van die tijd weerspiegelen. In die tijd (1835) verhuisde de familie naar Parijs.

-Trio op.1 nr.3

Ondanks problemen met de naturalisatie werd Franck toegelaten aan het Parijse conservatorium. In 1842 wilde de vader zijn zoon opnieuw op tournee sturen. Francks Trio’s op.1 hadden toen al de aandacht getrokken van Liszt en Chopin. De première van het oratorium Ruth verliep echter teleurstellend. Zo zou het meestal gaan met Francks grote koor- en theaterprojecten.

2. Organist van de Sainte-Clotilde
In 1846 brak Franck met zijn vader en verliet hij het ouderlijk huis. Hij verbleef vooral in het huis van zijn verloofde Saillot Desmousseaux, met wie hij tijdens de februarirevolutie van 1848 zou trouwen. In 1858 werd hij de organist van de nieuwe Église Sainte-Clotilde in Parijs, waar een jaar later een orgel van Cavaillé-Coll in gebruik werd genomen. Daarnaast was Franck leraar aan verschillende scholen en religieuze instellingen. In 1872 werd hij leraar aan het Parijse conservatorium.

-Fantasie en fuga over de naam B-A-C-H van Liszt, gespeeld op het orgel van La Madeleine, Parijs

Na de dood van Bach in 1750 was de glorietijd van het orgel voorbij, al functioneerde het orgel nog steeds als kerkelijk instrument. De duistere Bach bleef echter fascineren. Mendelssohn, Schumann en Liszt componeerden soms zeer vooruitstrevende orgelwerken, met Bach als voorbeeld. Franck echter was de eerste belangrijke componist na Bach met een welliswaar bescheiden, maar volwaardig orgeloeuvre.

-Choral no.1, gespeeld door Albert Schweitzer

Een belangrijke impuls waren toen de instrumenten van de geniale orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll. De industriële revolutie maakte nieuwe technieken en productiewijzen mogelijk. Met als resultaat een orgeltype dat al bijna het effect had van een groot romantisch symfonieorkest.

-Final uit Six pièces, gespeeld door Leo van Doeselaar

De nieuwe mogelijkheden werden optimaal benut in Francks Six pièces (1860). De Grande pièce symphonique uit deze reeks is feitelijk een symfonie voor orgel. Zeer ‘symfonisch’ is bijvoorbeeld de inleiding tot het derde en laatste deel. Die inleiding bestaat uit flarden van wat we al eerder gehoord hebben. Pas na die overpeinzingen barst de finale echt los, alsof het zich niet meer laat tegenhouden. Het was hetzelfde effect dat Beethoven had beoogd in de koorfinale van zijn Negende symfonie.

-Grande pièce symphonique uit Six pièces, gespeeld op het Cavaillé-Coll orgel, Saint-Antoine des Quinze-Vingts, Parijs

Het derde stuk van de Six pièces behoren zijn de Prélude, fugue et variation. Dit is één van Francks meest geliefde werken. In de ‘variation’ wordt de teer golvende melodie van de ‘prélude’ herhaald. Maar dan met een gracieuze begeleiding in de linker hand, waardoor het hemelse effect nog meer uitkomt.

-Prélude, fugue et variation uit Six pièces, gespeeld door Leo van Doeselaar

3.1 De late meesterwerken
Met de oratoria en theaterwerken lukte het minder goed, het oratorium Les béatitudes uitgezonderd. Naast de orgelwerken zijn vooral de piano- en kamermuziekwerken het meest geslaagd. Zeer fraai is het pianowerk Prélude, choral et fugue. Het stuk klinkt als een moeizame worsteling, met gaandeweg het het ‘choral’ (koraal) als troostende tegenstem. Helemaal aan het eind klinkt het ‘choral’ als bevrijdend klokgelui.

-Prélude, choral et fugue, gespeeld door Hannes Minnaar

De briljante Vioolsonate verkent alle uitersten van de romantische expressie. Ondanks die uitersten wist Franck de eenheid te bewaren. Dit lukte hem omdat de verschillende melodieën ontwikkelt zijn vanuit een beperkt aantal melodische bouwsteentjes (cyclische vorm).

-Vioolsonate, gespeeld door Anne-Sophie Mutter

De prachtige Symphonie (1886-88) heeft slechts drie delen (vergelijkbaar met de eerdere Grande pièce symphonique voor orgel). Tegenwoordig is deze symfonie volledig geaccepteerd. Destijds echter was het geen onmiddellijk succes. Het is dan ook een gelaagd stuk. Vooral in het slotdeel probeerde Franck als een jongleur allerlei voorafgaande thema’s in de lucht te houden (voor de liefhebbers: luister wat dat betreft ook eens naar het Pianoconcert van Gershwin). Zeer geslaagd is ook het ‘pianoconcert’ Variations symphoniques, waarin na alle melancholie zomaar ineens de zon doorbreekt.

-Symfonie in d, gedirigeerd door Jean Martinon

Francks oratoria zijn misschien niet in alle opzichten geslaagd. Het symfonische gedicht Psyché (met koor) is toch verrasend, omdat de vrome Franck zich hier van een zeer erotische kant lied horen.

- Psyché

3.2 Zwanenzang
Franck werd door zijn leerlingen - de legendarische 'bande à Franck’ - op handen gedragen. Waaronder o.a. d’Indy, Chausson, Dukas, Lekeu, Vierne en Tournemire. Franck hechtte in zijn orgelklas meer aan vrije improvisatie dan aan orgeltechniek. En dat terwijl de toenmalive revival van Bachs orgelmuziek om een grondige orgeltechniek vroeg. Na Francks dood maakte zijn opvolger Widor dan ook korte metten met de vrijblijvendheid, tot schrik van jongeren als Tournemire en Vierne. Typerend is de vrije manier waarop Tournemire het Cantabile (uit: Trois pièces voor orgel) van Franck speelde, waarvan een historische opname bewaard is gebleven.

-Tournemire speelt Cantabile op Francks eigen orgel van de Sainte-Clotilde

Francks zwanenzang werden de Trois chorals voor orgel. De term ‘choral’ (koraal, kerklied, het zogenaamde Bach-koraal) is alleen een formele verwijzing naar Bach. Franck bewees met deze stukken juist zijn onafhankelijkheid van Bach door het creëren van een volstrekt eigen genre. Francks leerling Tournemire en de Nederlander Hendrik Andriessen zouden het voorbeeld van de ‘chorals’ navolgen. Naast de ambitieuze Chorals componeerde Franck ook nog een hele reeks kleine stukjes voor harmonium, onder de titel L’organiste.

-Choral no.2 gespeeld door Ben van Oosten

(HJ)